Johan Neirynck is al meer als 20 jaar onderzoeker aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) waarbinnen hij medewerker is van het milieu en klimaat team. De belangrijkste focus van zijn onderzoek is het meten van luchtconcentraties en de uitwisseling van luchtverontreinigende stoffen (stikstof) en broeikasgassen (ozon, CO2) tussen bos en de atmosfeer. Hij is betrokken bij Internationale samenwerkingsprogramma’s (ICP’s) binnen de werkgroep effecten (WGE) van de UNECE Air Convention.
1. Op welke manier kan je jouw werk of activiteiten relateren aan urban greening?
In het kader van onze bosconditiemonitoring verricht ik onderzoek naar depositie van stikstof en ozon in bossen. Een aantal onderzoek sites zijn gesitueerd in voorstedelijk bos (Brasschaat, Zoniën), maar het onderzoek zelf is niet gerelateerd aan urban greening.
2. Wat zijn volgens u de sleutelfactoren voor een goede mens-natuur relatie? Op welke manier kan urban greening hier maximaal aan bijdragen?
Mensen zijn fysiek en mentaal gezonder wanneer ze in een natuurlijke omgeving vertoeven met propere lucht. Een goeie relatie mens-natuur in stedelijke omgeving wordt momenteel mede verstoord door een slechte luchtkwaliteit. Ozon (O3), PM (particulate matter) en stikstofdioxide (NO2) behoren volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) nog steeds tot de polluenten die de volksgezondheid in steden in hoge mate bedreigen. Dit leidt men af uit de overschrijding van de WHO-normen (critical levels), die bescherming garanderen voor korte en lange-termijn blootstelling aan deze polluenten. Een hogere aanwezigheid van stedelijk groen, gebaseerd op een doordachte boomsoortenkeuze, wordt daarom in toenemende mate meegenomen door stadsplanners om NO2, PM10 en O3 uit de stadslucht te zuiveren. Een hogere aanwezigheid van stedelijk groen, gebaseerd op een doordachte boomsoortenkeuze, wordt daarom in toenemende mate meegenomen door stadsplanners om NO2, PM10 en O3 uit de stadslucht te zuiveren.
3. Op welke aspecten zou je hier op korte en lange termijn verandering in willen zien?
Eerst en vooral moet er beklemtoond worden dat we luchtverontreiniging best aan de bron aanpakken en niet alles aan “moeder natuur” overlaten (Hewitt et al., 2020). Het invoeren van lage emissiezones en een hoger aandeel van e-auto’s in het wagenpark zijn dus van primordiaal belang als emissie reducerende maatregelen.
De verlaging van luchtconcentraties van O3, NO2 (ozonprecursor) en PM10 door afvang van stedelijk groen (zowel opgenomen via huidmondjes of gedeponeerd op bladoppervlakten) is trouwens beperkt in verhouding tot brongerichte technologische luchtzuiveringstechnieken. Indien men stedelijk groen wil betrekken in een stedelijk luchtkwaliteitsplan, is het belangrijk dat men een doordachte keuze van (niet-invasieve) boomsoorten of heesters nastreeft. Deze keuze moet daarbij gebaseerd worden op een specifieke “air quality index” (S-AIQ), die boomsoorten/heesters rangschikt naar het vermogen om de luchtkwaliteit te optimaliseren en disservices zo laag mogelijk te houden (Sicard et al., 2018). Dit houdt in dat ze geschikt zijn om polluenten te verwijderen uit de atmosfeer, een laag ozonvormend potentieel hebben, resistent zijn tegen droogte en ziekten (waardoor huidmondjes open blijven voor gasuitwisseling) en een lage allergeniciteit van pollen bezitten. Er moet ook aandacht besteed worden aan een goed beheer van het stedelijk groen (boomverzorging, irrigatie,…) en aan een optimale ruimtelijke planning van groenelementen (rekening houden met de impact van bomen op dispersieprocessen van verkeersemissies in street canyons) bij stedelijke groenprojecten.
4. Welke voordelen bieden groendaken en -gevels ten opzichte van andere Nature Based Solutions in steden zoals parken en stedelijke tuinen volgens jou?
Groendaken en –gevels zijn omwille van hun lagere ruwheid, lagere leaf area index en lagere stomataire geleidbaarheid minder geschikt om de luchtkwaliteit (fijn stof, ozon, stikstofoxiden) te verbeteren t.o.v. stedelijk bos. De depositie (uitgedrukt in kg polluent ha-1 jaar-1) zal altijd hoger zijn over stedelijk bos dan de hoeveelheid gedeponeerd op groendaken of -gevels. Groendaken en -gevels slaan ook minder CO2 op dan parken of stedelijk bos. Ze vormen dus eerder een aanvullende rol bij het afvangen van luchtpolluenten en opslag van CO2. Dit kan gecompenseerd worden door het feit dat daken een groot aandeel hebben in het horizontaal oppervlakte van gebouwen en daardoor op grotere schaal een rol van betekenis kunnen spelen.
5. Hoe zie je de toekomst hieromtrent?
Groendaken en –gevels hebben eerder een aanvullende rol bij afvang van PM, NO2 en O3 in vergelijking tot stedelijk bos. De aanleg- en onderhoudskosten van groendaken en –gevels vallen ook hoger uit in vergelijking met stadsparken en –bossen. Daar hoogbouwprojecten in de lift zitten, wordt de mogelijkheid gecreëerd om meer “verticale tuinen” te voorzien. Deze kunnen fungeren als barrières die men optrekt tussen drukke verkeersassen en stedelijke woonzones. Het stedelijk milieu is losgekoppeld van het platteland waardoor het stadsgroen minder beïnvloed wordt door landbouwpesticiden die zich via de lucht verspreiden. Dit opent perspectieven naar opstart van biolandbouw op groendaken of verticale tuinen.
Referenties:
Sicard, P, Agathokleous, E, Araminiene, V, Carrari, E, Hoshika, Y, De Marco, A, Paoletti, E (2018). Should we see urban trees as effective solutions to reduce increasing ozone levels in cities? Environmental pollution 243. pp. 163-176.