Thomas Van Dijck is een doctoraatsstudent bij de onderzoeksgroep “Dierkunde: Biodiversiteit en Toxicologie” van de UHasselt onder leiding van prof. dr. Tom Artois.
Verstedelijking is een hedendaags probleem, niet enkel in Vlaanderen maar wereldwijd. Deze urbanisatie heeft verschillende negatieve gevolgen voor ons, zoals een toenemende luchtvervuiling, de creatie van hitte-eilanden, en een afname van de lokale biodiversiteit. De oplossing hiervoor is het vergroenen van de omgeving: enerzijds door de beschikbare vrije ruimte in te vullen met groen, anderzijds door de verharde oppervlakten te vergroenen. Voorbeelden hiervan zijn de installaties van groengevels en groenwanden. Deze infrastructuren worden populairder en steeds vaker geïnstalleerd. Voorafgaand aan m’n opleiding biologie heb ik een aantal jaren architectuur gestudeerd. Het onderzoeken van de biodiversiteit die gepaard gaat met dergelijke groenstructuren vormt bijgevolg het raakvlak tussen beide interesses.
De focus in mijn onderzoek ligt op extensieve groendaken, het type groendak dat het vaakst geïnstalleerd wordt in Vlaanderen. Deze groendaken worden gekarakteriseerd door een beperkte substraatdiepte ( ± 6 cm) en een vegetatie van vetplanten (Sedum spp.). Niet enkel de bovengrondse diversiteit (macro-invertebrata) maar ook de ondergrondse diversiteit (springstaarten, rondwormen, microben) is onderzocht. Gepaard gaande met de abiotische factoren en de flora staat dit ons toe een groendak als ecosysteem te karakteriseren.
Preliminaire resultaten tonen aan dat de geïsoleerde ligging van groendaken en de hoge temperaturen die er kunnen optreden een selectie doorvoeren op de diversiteit die men aantreft. Maar toch blijkt de soortenrijkdom op groendaken hoger te liggen dan initieel verwacht. Groendaken bieden het potentieel om de lokale diversiteit te verhogen maar ook om als stepping stones te fungeren: groene verbindingsstukken in een urbane omgeving.
Bijkomend blijkt de soortenrijkdom tussen de daken ontzettend te kunnen variëren. Toekomstgericht kan én moet er ingezet worden op het verder karakteriseren van deze variatie. Door specifieke parameters van de groendaken aan te passen, gebaseerd op reeds behaalde resultaten, zou op korte termijn onderzocht kunnen worden hoe dergelijke structuren aangepast kunnen worden om een verhoogde diversiteit aan te trekken.
Een volgende fase zou erin bestaan het onderzoek uit te breiden naar intensieve groendaken, naar parken en overige urbane groenstructuren. Hoe biodivers zijn deze structuren en waarin verschillen ze? Kan een combinatie van verschillende groenstructuren leiden tot een verhoging van de urbane biodiversiteit en wat is hun cumulatieve bijdrage hiertoe? Vlaanderen zal een versnipperd landschap blijven maar door in te zetten op dergelijke structuren en deze te optimaliseren kan er op korte termijn een significant resultaat behaald worden in termen van het behoud van biodiversiteit.