Bert Van Hove

Dr. Ir. LWA (Bert) Van Hove is universitair docent in het departement ‘Omgevingswetenschappen’ aan de Universiteit van Wageningen waar hij lesgeeft aan de groepen ‘Meteorologie en luchtkwaliteit’ en ‘Watersystems and global change’ en heeft expertise in klimaatverandering, de atmosferische grenslaag, luchtkwaliteit, stedelijk groen, stadsklimaat, atmosfeer-vegetatie interactie, klimaat slimme landbouw, klimaat adaptieve steden. In het verleden was hij betrokken bij projecten op het gebied van duurzame inrichting van stedelijke gebieden. Hij onderzocht onder andere koolstofdioxide fluxen in Arnhem (2018), hoeveel water een stad verdampt (2015), hoe groene infrastructuur zowel een fysiek als een psychologisch effect heeft op thermisch comfort (2015), hij hielp mee richtlijnen te ontwikkelen voor de parken van de toekomst (2016) en hij was betrokken bij het ‘Climate Proof Cities’ programma (2010-2015).

Bert Van Hove
1. Op welke manier kan je jouw werk of activiteiten relateren aan urban greening?  

Momenteel ben ik niet meer zelf actief binnen het onderzoek op stedelijke groeninfrastructuren, mijn onderzoek hierover heb ik in 2016-2017 afgerond. Via het begeleiden van MSc studenten doe ik nog onderzoek naar Nature Based Solutions die oplossingen kunnen bieden rond de hitte- en droogteproblematiek en stormwatermanagement in stedelijke gebieden in en buiten Nederland.
Voor de cursus ‘Air Quality’’ geef ik een college over de invloed van vegetatie op de luchtkwaliteit. Hierin komen groenstructuren langs wegen, en groen in de stad zoals groendaken, parken, groenwanden aan bod. Mijn huidige onderzoeksactiviteiten hebben vooral betrekking op de ‘impact’ van klimaatverandering, verhoogde CO2 concentratie en stikstofbemesting op de bodemhydrologie (droogte), productie en waterverbruik van gewassen.

2. Wat zijn volgens u de sleutelfactoren voor een goede mens-natuur relatie? Op welke manier kan urban greening hier maximaal aan bijdragen?

Dit is een moeilijke vraag omdat er ook een psychologische redenering voor nodig is.
Ik was co-promotor bij het onderzoek van Wiebke Klem (2018) die het effect van groen op thermisch comfort van mensen onderzocht waarbij er metingen werden gedaan op de temperatuur, de luchtvochtigheid en de windsnelheid. Daarnaast heeft ze ook onderzocht hoe de mensen dit groen ervaarden. Uit de resultaten bleek dat het effect van groen op de temperatuur nihil was op de locaties waar het gemeten werd. Maar, de perceptie bij de mensen was wel heel gunstig. De mensen ervaarden de locaties waar groen aanwezig was wel als koeler en aangenamer terwijl dit niet altijd in die mate aangetoond werd in de metingen. Dit was een verrassend resultaat.
In Nederland zijn er allerlei acties om het verwijderen van verhardingen en tegels uit stadstuinen te stimuleren. De wetenschappelijke verklaring waarom mensen in hun stadstuin verhardingen verkiezen boven groen ken ik niet. Maar, één van de belangrijkste redenen, volgens mij, is uit gemak. Omdat een tuin steeds meer als het verlengde van de leefruimte gezien wordt waardoor er plaats moet zijn voor tuinmeubilair en dergelijke. In deze corona-tijd trekt iedereen terug naar de natuur om te kunnen wandelen en te ontspannen. In die zin hoop ik dat Corona een positieve invloed kan hebben, zodat mensen het belang van groen inzien. Er bestaan ook Nederlandse studies die aantonen dat de waarde van de huizen omhooggaat wanneer er meer groen in de straat aanwezig is. Op die manier kan er ook een materiele waarde aan gekoppeld worden, het ziet er gewoon beter uit. Bewustmakingsacties blijven een belangrijk instrument om mensen te overtuigen van de bijdrage die de natuur levert in ons dagelijks leven. In Nederland worden er via ‘Platform 31’ waarin de grootste Nederlandse steden betrokken zijn, verschillende programma’s opgestart om steden meer klimaat bestendig te maken.
Plaatsgebrek kan hier natuurlijk ook een belangrijke factor in zijn. In Nederland wordt er klein gebouwd en staat alles heel dicht bij elkaar. Dit kan ook een belemmering zijn om te vergroenen. Er is momenteel een grote woningnood in Nederland, er moeten 1 miljoen woning bijgebouwd worden. De huizenprijzen zijn enorm gestegen door het te lage aanbod. Daarbovenop is er de stikstofcrisis waardoor er niet gebouwd kan worden. Er zijn gemeenten ie nog compacter willen bouwen waarbij de huizen niet allemaal meer toegankelijk met de auto. Om dan toch nog op de resterende open plekken groen te kunnen realiseren in plaats van parkeergelegenheden.

De inzet van groeninfrastructuren in steden ter bevordering van de luchtkwaliteit is vrij complex. Niet alleen dien je rekening te houden met biologische aspecten, maar ook met structurele aspecten. En, bomen en struiken hebben ook nadelen. Zo emitteren sommige boom- en struiksoorten veel vluchtige koolwaterstoffen of pollen wat de luchtkwaliteit nadelig kan beïnvloeden.

De positie van een groeninfrastructuur ten opzichte van de vervuilingsbron (b.v. een tunnelingang of een snelweg) is van cruciaal belang voor een meetbaar effect. Zo kan er door beïnvloeding van de richting, snelheid en turbulentie van de luchtstroming ervoor worden gezorgd dat een grotere hoeveelheid van de vervuiling lokaal wordt afgevangen en zich dus in mindere mate zal verspreiden naar de rest van de stad. Voor het vaststellen van het effect op de luchtkwaliteit is de schaal erg belangrijk, of: Bekijk je het op stads(agglomeratie) -, wijk- of straatniveau. Zo kijken we bij groendaken op stads- of wijkniveau. Onderzoek toonde aan dat groendaken weliswaar grote hoeveelheden luchtverontreinigende gassen en deeltjes afvangen, maar dat dit weinig effect (ca. 1%) heeft op hun concentraties in de atmosfeer boven de stad. Dit komt omdat het totale oppervlak van groendaken miniem is in vergelijking met het luchtvolume van de atmosferische grenslaag boven de stad die op zonnige dagen 1,5 – 2 km hoog kan zijn.
Bij groenwanden bekijken we het effect op de luchtkwaliteit op een kleinere schaal namelijk op straatniveau, vb. een streetcanyon, hier is het volume beperkter waardoor de verhouding ten opzichte van het oppervlakte van de groenwand heel anders zal zijn vergeleken met groendaken. Die zal veel kleiner zijn, er zal meer oppervlakte groenwand zijn in relatie tot het volume lucht in een urban canyon. Dus op niveau van een straat is er wel een groter effect. Het effect van groen in de stad op luchtkwaliteit is gering en zal altijd gecombineerd moeten worden met andere maatregelen aan de bron. Groen in de stad is multifunctioneel en kan niet enkel in functie van luchtkwaliteit aangelegd worden. Het zorgt ook voor verkoeling en helpt ook om wateroverlast te beperken. Het hitte-eiland effect speelt zich bijvoorbeeld vooral ’s avonds af, overdag kan je ook last hebben van de zonnestraling en kan groen meer schaduw bieden. Groeninfrastructuren kunnen dus op verschillende manieren bijdragen aan het algemene thermische comfort van de stadsbewoners.
Het is belangrijk dat de plantkeuze gebaseerd wordt op de lokale omstandigheden, de lokale context is heel bepalend. Een holistisch begrip van het stedelijke ecosysteem speelt een cruciale rol in het succes van groeninfrastructuren.

3. Op welke aspecten zou je hier op korte en lange termijn verandering in willen zien?

Ruimtelijke organisatie behoort niet tot mijn vakgebied maar persoonlijk ben ik van mening dat de beschikbare bebouwde ruimte zoals bv. industrieterreinen binnen een stad optimaal benut moet worden vooraleer er wordt uitgebreid. Maar uitbreidingen zullen onvermijdelijk zijn en kunnen best zo goed mogelijk gepland worden rekening houdend met de nood aan groene infrastructuur. Het ideale plan volgens mij zou zijn dat er als het ware groene vingers vanuit de natuur rondom een stad de stad binnendringen. Waardoor er groene corridors zouden ontstaan die groen bieden binnen een stad maar ook nog steeds de connectie behouden met de natuur in de regio’s rondom de stad. Veel hangt af van de wijze waarop er zal worden gebouwd en hoe stedelijke besturen de groenvoorziening implementeren. Ik geloof in die zin eerder in een beloningssysteem dan een boetesysteem. Mensen kan je stimuleren om hun tuinen terug groen te maken door ze de voordelen en het algemene belang ervan te laten inzien. Het stellen van voorbeelden kan hier heel overtuigend werken. Het voorzien van volkstuintjes kan mensen ook vanuit sociaal perspectief stimuleren. De cohesie in de buurt wordt op die manier ook versterkt.

4. Welke voordelen bieden groendaken en -gevels ten opzichte van andere Nature Based Solutions in steden zoals parken en stedelijke tuinen volgens jou?

In streetcanyons zijn groene wanden effectiever in het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verkoelen van de omgeving dan groendaken. Voor straatbomen geldt een andere redenering. Bomen zijn gunstig in strijd tegen de hitte maar ze kunnen de ventilatie in een straat belemmeren. Hierdoor kunnen er op straatniveau net hogere concentraties aan luchtverontreiniging ontstaan. Maar in het niveau boven de boomkruinen kan de lucht weer zuiverder zijn. Bij het aanplanten van straatbomen zijn de positie in de straat en de vorm van de kruin belangrijke factoren als het gaat om luchtkwaliteit.

Parken zijn dan weer oases van schonere lucht. Ze hebben niet zoveel invloed op de omgeving maar in het park zelf kunnen de concentraties wel lager zijn. Er zijn ook stadsbossen (urban forrests), dit zijn grotere bosgebieden aan de rand van een stad. Het bos kan ervoor zorgen dan de luchtvervuiling afkomstig van de stadskern zich niet verder zal verspreiden maar gefilterd wordt doormiddel van depositie op de vegetatie in het bos. Andersom kan ook, een stadsbos kan ook functioneren om vervuiling van buitenaf tegen te houden. Het Amsterdamse bos is hier een voorbeeld van. De luchthaven van Schiphol ligt dicht bij de stad en produceert hoge concentraties luchtverontreiniging, het Amsterdamse bos fungeert hier als filter en beschermt de stad gedeeltelijk tegen de vuile lucht.
Als we de voordelen van de verschillende groeninfrastructuren willen beoordelen is de schaal waarop men kijkt fundamenteel. Dit geldt zowel voor luchtkwaliteit als voor klimaatadaptatie. Het hangt van de situatie af welke systemen er best worden toegepast en gecombineerd. Op die manier zullen groendaken en gevelgroen in een dichtbebouwde stadskern waar er geen plaats is voor andere groeninfrastructuren een goede oplossing bieden. Groendaken hebben een laag koelingseffect op straatniveau en zullen eerder een bijdrage aan het stormwater management en het welbevinden van de mens leveren. Het type groendak zal hier dus een grote rol spelen in de functie die het kan leveren.
Het creëren van open ruimtes is moeilijk maar wel noodzakelijk. De recente hitte en corona laten duidelijk zien dat de beschikbare groene ruimte in steden te klein is en de behoefte groot is. Mensen zijn op zoek naar koelte en ontspanning. Hoe kan je de voordelen van groen infrastructuren afwegen tegen de economische voordelen van projectontwikkeling? De strijd tussen deze twee is bijzonder groot, zeker als de woningnood hoog is. Moet men de stad nog meer verdichten of moet men de stad uitbreiden ten koste van landbouwgrond? Dat is de moeilijke vraag die op korte termijn beantwoord zal moeten worden.

5. Hoe zie je de toekomst hieromtrent?

Er kan nog meer gebruik worden gemaakt van vegetatie in de stad om luchtstromen te gaan sturen. Bomen kunnen een enorme invloed hebben op de luchtstroom in een stedelijk landschap. Ze kunnen helpen om de luchtverontreiniging te verdunnen, maar hoe je dit kan doen is sterk lokaal bepaald. De belangrijkste drijfveer momenteel om groen te voorzien in de stad is klimaatadaptatie maar we kunnen best alle voordelen die groen te bieden heeft in een stad maximaal benutten.