Sander is senior onderzoeker bij INBO (Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek), onderzoeksgroep Natuur & Maatschappij, en coördineert het onderzoeksprogramma Stedelijke Natuur. Als ecoloog van opleiding en ecologisch econoom van beroep, is hij sterk gefocust op beleidsgericht onderzoek naar maatschappelijke aspecten van biodiversiteit en natuurbeleid.
Als wetenschappelijk beleidsmedewerker bij het Belgisch Biodiversiteitsplatform coördineerde hij netwerking en verbinding tussen wetenschap, beleid en praktijk rond ecosysteemdiensten (en aanverwante onderwerpen) in België, en verzorgde de vertegenwoordiging op internationale platformen zoals de Europese Commissie en wetenschappelijke netwerken in het thema.
Hij coördineerde, leidde en droeg bij als auteur en Belgisch afgevaardigde aan verschillende IPBES-beoordelingen (Intergouvernementeel Wetenschaps-Beleids-Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten). Hij was 10 jaar co-voorzitter van de stuurgroep van het wereldwijde Ecosystem Service Partnership en is topic editor voor verschillende wetenschappelijke tijdschriften. Verder doceert hij een cursus menselijke en politieke ecologie aan de Universiteit Gent.
1. Kan (economische) waardering een rol spelen in relatie tot natuurbehoud? Wat zijn de pro’s en de contra’s en waarvoor moeten we opletten?
Jazeker! Er zijn tal van economische methodes die kunnen nagaan welke waarden mensen hechten aan groen. Dit hoeft niet enkel geldwaarde te zijn, het is belangrijk om economische methodes breder te zien dan ‘prijskaartjes’. Het gaat eigenlijk om uitzoeken wat mensen belangrijk vinden. Naast diverse economische methodes, kunnen ook andere sociale methodes uit antropologie, psychologie, etc. inzicht bieden in welke diepere waarden er aan natuurbehoud zijn gelinkt. Het is essentieel te weten hoe dit varieert tussen groepen mensen, en hoe we dit beter en eerlijker in besluitvorming kunnen opnemen. We moeten ervoor opletten dat -door de ’technische’ keuze van een methode- de ‘natuur’ niet wordt gereduceerd tot enkel ‘soortenaantal’ of enkel ‘economische’ waarde. Het is robuuster en eerlijker om verschillende waarden in kaart te brengen met diverse methodes in een transparant en integrerend kader. Op het INBO brengen we dit in de praktijk in concrete projecten en proberen deze meervoudige waardering toe te passen en verder te ontwikkelen in het onderzoeksprogramma Stad.
2. Wat zijn volgens u de sleutelfactoren voor een goede mens-natuur relatie? Op welke manier kan urban greening hier maximaal aan bijdragen?
Het is essentieel dat onze afhankelijkheid van de natuur, op fysiek, mentaal en cultureel niveau, beter in beslissingen wordt vertegenwoordigd. Dit besef is denk ik heel breed gedragen, bij stedelingen zowel op het platteland, al worden soms andere woorden gebruikt voor wat ‘natuur’ is. En natuurlijk mogen we deze verschillen niet onderschatten. Het probleem is dat besluitvorming over natuur nog steeds modellen volgt die werden ontwikkeld voor de wederopbouw na WOII, met een focus op productie (oa. van voedsel) en economische groei. Toen was dat ongetwijfeld noodzakelijk, maar bedrijven en overheden hangen vandaag nog grotendeels aan die bejaarde spelregels vast. Wat we zien in buurten en bij lokale overheden
die wel investeren in groen dat er grote winsten worden geboekt. Geen markt-winsten maar winsten in welzijn, die iedereen, en op de lange termijn zelfs de stadskas, ten goede kunnen komen.
3. Op welke aspecten zou je hier op korte en lange termijn verandering in willen zien?
Enerzijds zijn er heel veel plekken en plekjes die momenteel verhard en grijs zijn, die evengoed groen kunnen. Er is een enorm onthardings- en vergroeningspotentieel in de steden, bijvoorbeeld op de vele doorrij- en parkeerplaatsen en pleinen die nu autovrij(er) zijn geworden. Onverhard moet het nieuwe normaal worden, en de natuur zorgt er gratis en automatisch voor dat elk stukje snel ontwikkelt tot een ecosysteempje.
Anderzijds is er een reëel risico dat groen-ontwikkeling in de steden de bestaande sociale ongelijkheden vergroot. Natuurontwikkeling in de stad heeft een belangrijke politieke component. Welke steden hebben/krijgen budgetten bij elkaar voor vergroening, welke niet? Welke buurten worden opgeleukt, en welke niet? Maar zelfs bij het vergroenen van bv. dichtbevolkte en ongezonde buurten, wat op zich wenselijk is, worden vaak armere bevolkingsgroepen verdrongen doordat de woonkost stijgt. Dit zijn zaken die momenteel heel ernstig genomen worden, ook op het INBO, en waar we kunnen leren van ervaringen in steden waar men met dit probleem heeft geworsteld. De stad is bij uitstek een socio-ecosysteem waar problemen verweven zijn en ook zo moeten worden bekeken.
4. Welke voordelen bieden groendaken en -gevels ten opzichte van andere Nature Based Solutions in steden zoals parken en stedelijke tuinen volgens jou?
Groendaken of gevels zijn niet mijn specialiteit, maar de voordelen naar thermoregulatie zijn bekend. Het isoleren tegen koude en warmte van klimaat binnenshuis, en bij wijdverbreide toepassing ook de effecten op het microklimaat in straten en buurten, lijkt een ecosysteemdienst die een specifieke troef is voor deze structuren. Daarnaast is er het enorme potentieel: gevels en daken zijn quasi ongebruikt, en vertegenwoordigen een enorme oppervlakte die kan ge-upgrade worden tot eenvoudige ecosystemen zonder dat hier grote conflicten zijn met andere functies. Met een effectieve beleidsmatige nudging en normering kan dit misschien erg snel gaan.
5. Hoe zie je de toekomst hieromtrent?
Ik ben benieuwd hoe de visuele en tastbare aanwezigheid van meer groen in de directe omgeving van stedelingen ook een impact kan hebben op natuurverbondenheid, gedrag en het verschuiven van wat ‘normaal’ is. Een optimistisch scenario zou zijn dat dit een sneeuwbaleffect creëert, en dat kale, onbegroeide betonnen voetpaden, gevels, straten en pleinen worden gezien als iets ouderwets en vreemd. Daarnaast proberen we om stedelijke natuur beter te ’typeren’. Het stedelijke ecotoop is heel verschillend, en de habitats die zich daar ontwikkelen eveneens. Het karteren en ontwikkelen van kwaliteitsbeoordeling voor stedelijke natuur is één van de speerpunten in ons INBO onderzoeksprogramma Stad.